Zij wandelden door de
kosmische ceintuur
van de zon op aarde
traden in een regio van
wind en licht vegetaties,
voelen bij het lopen
de hitte van de evenaar op hun huid,
er stroomde door hun bloed een rivier
die in hun stemmen
zijn monding vond.
In de lente van zon en gitaren
naar onkruidbloemen
rook haar nog onbekende stad
een hijgend luie trein
passeerde voorbij
de straten die leeg leken
en het was stil
daar hoog in de duinen.
Bang voor een eerste aanraking
via maanheuvels,
maïs kleurig,
hand in hand,
haar lichaam,
in zijn wereld,
de maan was getuige,
kinderlijke naïviteit
van vergeten steden,
verlaten straten.
Hijgend nu,
strekkend naar de melkweg,
onkruidbloemen,
in het voorjaar, rook,
Josephine, je lichaam naakt.
--------------------------------------------------
Alles op de oppervlakte verandert
het diepe en ondiepe veranderen ook
manieren van denken veranderen
alles in deze wereld verandert
het klimaat verandert met de tijd
de herder verandert van kudde
en zo als alles verandert
dat hij ook verandert
is niet vreemd.
Verander, het fijnste briljant
van hand tot hand, zijn geschitter,
verander het nest van een kleine vogel,
verander het gevoel van een minnaar,
verander zijn richting, de loper
ook al loopt hij in de nesten
en zo als alles verandert
dat hij ook verandert
is niet vreemd.
Verander de zon op aarde
wanneer de nacht langer aanhoudt
verander een plant en verkleedt zich
in groen de aanbrekende lente
verander de vacht van een beest
verander het haar van ouderdom
en zo als alles verandert
dat hij ook verandert
is niet vreemd.
Zijn liefde verandert niet
ook al is hij nu zo ver weg
niet de herinneringen, niet de pijn
van zijn volk en zijn mensen
Wat gisteren is verandert
zal morgen weer moeten veranderen
zoals hij ook verander in deze verre stek
ver van zijn geliefde.
Verander, alles verandert alles, verandert.
----------------------------------------------------
Gecalcineerd het gras door de brandende zon,
het lot wilde haar een kind
schenken, maar de verwekker
liet haar in eenzaamheid
door maanheuvels dwalen,
een maïs kleurige leeg geschreven
brief kwam aan, vol niets,
hand in hand,
met alleen zijn naam
en haar adres,
kinderlijke naïviteit
van vergeten steden
zag de maan,
onkruidbloemen
in het voorjaar, daar rook,
Josephine, je lichaam naar.
Door het hete zand dat de stille zee likt
keren haar kleine sporen niet meer terug
een pad vol verdriet en stilte leidde tot de diepe zee
God alleen zal weten welke angst met haar mee ging,
welke vroegere pijn haar stem liet verzwijgen
pijn die alleen lantaarnvissen van voren gezien
in hun gezichten kunnen uitdrukken
om in een roes te liggen tussen het gezang van zeeschelpen,
gezang, dat alleen in de diepte van een donkere
stille oceaan word gezongen
daar komt Josephine met haar eenzaamheid aan
welke nieuwe gedichte ben je naar op zoek gegaan?
een voorvaderlijke stem van wind en zout
verbreekt je ziel en neemt die mee
en je gaat daar als in een droom,
slapend Josephine, verkleed als de zee.
Vijf kleine zeemeerminnen zullen je meenemen
via algen gangen en koraal paden,
lichtgevende zeepaardjes
maken een kring om je heen
de bewoners van het diepe
zullen snel naast je spelen.
Dim het licht maan
laat haar slapen
en in vrede rusten
als hij roept vertel hem niet dat zij er is
vertel hem dat Josephine er niet meer is.
Als hij roept vertel hem niet dat zij er is
vertel hem dat Josephine er niet meer is.
Een voorvaderlijke stem van wind en zout
verbreekt haar ziel en neemt die mee
en ze gaat daar als in een droom,
slapend Josephine, verkleed als de zee.
--------------------------------------------------
Hij vraagt God alleen;
Dat pijn niet onverschillig tegenover hem is,
dat de dood hem niet vind
alleen en leeg, zonder
genoeg te hebben gedaan.
Dat de onrechtvaardige niet onverschillig tegenover hem is
dat ze de andere zij van zijn wang
met platte hand niet klappen
nadat andere klauwen
zijn gelukkig lot hebben gekrabt.
Dat oorlog niet onverschillig tegenover hem is,
het is een groot monster en
verplettert sterk de naïviteit van het volk.
Dat de leugens niet onverschillig tegenover hem zijn,
als een verader meer kan dan een paar anderen,
dat die anderen het niet snel vergeten.
Dat de toekomst niet onverschillig tegenover hem is
en tegenover de volkeren die gedwongen zijn
te vertrekken zoals hij
en in een ander cultuur
moesten voortleven.
Hij besloot terug te gaan
naar de vergeten stad
die hij niet kon vergeten
maar er was geen klein
spoor van haar terug te vinden.
Hij vraagt radeloos de maan aan,
waar Josephine was gegaan
maar onverschillig stuurde
ze hem alleen naar het strand
door het zand dat de zee likt
liep hij alleen op zoek naar haar
een pad vol verdriet en
stilte leidde hem tot een grot,
alleen God zal weten met
welke angst hij naar binnen trad,
een stem van wind en zout
zoemde naar de verte toe
als een nieuw gedicht van eenzaamheid,
een gezang komend uit schelpen
botste tegen de rotsen aan
van de grot die naar onkruidbloemen rook.
Verkleed als de zee
trof hij rottend, Josephine,
je lichaam aan.
Auteur: Art | ||
Gecontroleerd door: Pieps | ||
Gepubliceerd op: 03 juli 2003 | ||
Thema's: |