Jij het strand, ik de zee
zachtjes kom ik naar je toe.
Ik wil je voelen,
Ik wil je proeven,
Ik rol me over je heen en geniet
tot ik mezelf verlies in de poriën van het zand.
dan trek ik mezelf terug.
ik kan niet op het strand blijven,
want zonder strand is de zee geen zee.
toch kom ik steeds terug,
want zonder zee is het strand geen strand.
steeds weer stort ik mezelf over het strand
alsof ik er nooit genoeg van krijg.
soms heb ik geluk
en schenk je me een zandkorreltje.
ik tracht het niet te verliezen,
ik neem het mee
en koester het in het diepste van mezelf.
soms ben ik overmoedig,
dan trek ik me terug,
heel ver weg van jou
alsof de zee het zonder strand kan stellen.
en soms verlang ik zo naar het strand
dat ik er mij totaal overheen stort.
maar als vanzelf
trek ik me na een tijdje weer terug
en ga ik door alsof er niets geveurd is.
dan rol ik weer over je heen
en terug
voelend,
proevend,
genietend,
mezelf verliezend in de poriën van het zand.
steeds zal de zee zich over het strand blijven rollen,
maar nooit zal de zee het strand bezitten
en nooit zal het strand de ze bezitten.