Het bloed stroomt steeds sneller door mijn aders.
Langzaam begin ik te begrijpen dat dromen echt bedrog zijn.
Niet willen beseffen, de realiteit niet onder ogen willen komen.
Rennend wil ik ontsnappen aan de koude greep van de werkelijkheid.
Huilend smeek ik om mijn fantasie die verder leeft in een andere tijd.
Het grauwe om mij heen dwingt me te accepteren dat de gekleurde wereld van mijn oneindig mooie droom ten einde is.
Zachtjes fluister ik jouw naam om het veilige gevoel van jouw aanwezigheid op te roepen.
Ergens tussen werkelijkheid en waanzin lach je mij geruststellend toe
maar zegt niet de woorden die ik horen wil.
Een onherbergzaam gevoel overspoelt mijn uitgeputte ziel.
De angst jou te verliezen wordt onderbouwt door het vervagen van mijn herinnering.
In slow motion lijken mijn bewegingen.
Het besef dringt langzaam tot me door.
Door een waas van tranen zie ik de zon ondergaan en het licht aan mijn leven onttrekken,
om mij te hullen in de eeuwige duisternis van een liefdeloos bestaan.
Ergens tussen waanzin en werkelijkheid begrijp ik dat je niet terug komt,
en spoelt het zilte vocht van mijn ogen de herinnering aan jouw gezicht uit mijn gedachten.
Wat over blijft zijn de littekens op mijn hart in de vorm van jouw naam.