Verder dan je lichaam
zit je onrustig op je stoel,
je hand schrijft maar de schaduw
laat hem zwaaien.
Het raam naast je gestalte
is met de hendel afgesloten,
het glas is beslagen
maar ik kan de hemel proeven.
Wanneer je lacht en knikt,
weet ik dat je die vrijheid ziet
maar enkel kunt ruiken.
De twee voorste poten van je tafel
lijken mij te zien zitten,
de twee achtersten
houden je zittend op je stoel.
Zo blijven wij.