Waarom denk ik steeds aan jou?
Ik wil niet steeds de pijn voelen,
Die verdomde kou
Dat mijn hart doet verkoelen.
Steeds weer duik jij op
In mijn gedachten.
Het zeer in mijn kop,
Denken toen we samen lachten.
Ik kan je niet vergeten
Ook al ben je bij hem beter af.
Mijn zielenpijn valt niet meer te meten
Net als een bodemloos graf.
Steeds weer wil ik bij je zijn
Je vasthouden en je hart verwarmen.
Maar ik ben onbenullig klein,
Niet iemand om te omarmen.
Waarom krijg ik geen rust?
Ik wil het wel, je vriend lijken,
Dat je me dan ook echt kust.
Maar ik zal moeten bezwijken.
Voor jou is er een ander,
Maar voor mij is er geen ander,
Geen ander jij
Wat ik ook in het verleden zei.