Alleen zij die het weten,
Noemen het spreken
De verliezers noemen het ritselen
Geritsel van de bladeren.
Hun lichamen zijn het schild,
Een warm schild tegen de werkelijkheid,
Daar onder, daar benenden
Zijn fantasie en dromen het beeld.
Wanneer ze me roepen, vergezel ik ze,
De grond is koud maar verwarmt me.
Uren kan ik blijven liggen.
Ze smeken me te vertellen, waar de dromen liggen,
hierboven in de onwerkelijkheid.
Maar hoe diep ik ook zoek, in de wortels boven hun
De dromen zijn verdwenen...
Alleen is er mijn liefde
En het verlangen van de onderwereld.