In de auto moest ik lachen omdat er niets te lachen viel.
Toen ik moest stoppen voor het rode licht omdat oranje
was geweest. Keek links en rechts, wat was die polder
nog steeds groen.
Achter mij getoeter en weer moest ik lachen, het verkeerslicht
bleef het doen en stond al lang op groen.
Snel trok ik op, de banden zongen met mij mee en keek in
de achterspiegel, daar was men ook tevree.