zij die door de hemel geprezen wordt
en met duizend voeten door dit leven dwaalt
met een uit geel papier gesneden heiligenschijn
die boven haar hoofd straalt
mij uit de spiegel betoverend aankijkt
gloeiwormen uitwerpt in het duister van nacht
en zich niets aantrekt van welke obstakels ook
mij streelt en zoent en urenlang mint
tot ik halleluja roep en in haar verbrand