Mijn vriendschap met die merel
zingt vrolijk door de hele tuin.
Mijn vriendschap met die thuis-
fluitster met haar vederpakje
lichtbruin. Zij is al reeds op
rijpere leeftijd, want zij kent
het lustrum van voorheen. En bij
al wat mij teleurstelde hield zij
mij kranig op de been. Slechts
vijfentwintig centimeter meet
zij; een schrander kraalogig kop-
je dat zich met een gele snavel
accentueert; heeft zij bij mij door
haar terugkerende verschijning iets
van trouw in mijn ziel geportretteerd.
Mijn vriendschap met die merel zingt
vrolijk door de tuin. Zo'n simpel
geluk duurt in een mensenleven toch
maar even; zo dicht bij het hart
als een groot fortuin.