grutjesgeluk
vogels
kwetteren
lente fel, leven
verhevigd over ons
snelle forenzen heen,
hebben in samenspraak
een boom opgezet, denken er
evenzo mooi in hun nopjes genesteld
gezellig te wonen, maar wanneer de kleinen
hun plekje komen bevolken, nemen die daar echter
geen genoeglijke boodschap aan, het paar moet zwaar
in de weer voor de grote bekkentrek, levert van dag
tot dag dat slagje vrachten bakerpraatse zaadjes,
dan nog schetteren zij des te meer, ‘t is immer
te min, scharminkelen onverzadigd schamel,
naar hun bovenstebeste vermogen schel
naar het vertederd al wat er te vinden
bleek gevend grootjesstel gebogen
hoogst bekoord ten top volop
de oren van de kop.
-
pinksteren...
feest der geestdrift.
moge je in je buitenburen
daarvan naar hun natuur
getuigen vinden.
-
hans