Je ziet me niet, maar ik zie jou, in mijn hoofd spoken, dwalen,
Terwijl mijn hoofd leugens verteld over hoe het kan zijn,
Jij en ik, samen, deze tijd op aarde doorleven,
En na het einde, samen leven, tot de eeuwigheid, in het rijk van de Heer,
Maar jij voelt niks, terwijl mijn hart bloed uit liefde,
Jij voelt niks, terwijl ik met mijn bloed, van wonden uit liefde,
schrijf, voor jouw, alles doorweekt,
Gevoelens, die ik uit, kunnen dit niet beschrijven, het is te veel
Te veel gevoel, te veel hopeloosheid, te veel van jou,
Ik hou te veel van jou, zonder dat jij mij kent, ik ben slechts,
Een sneeuwvlok in jouw leven, een seconde, van mijn gezicht,
Is alles wat de Heer jouw aan mij liet denken, de ene keer, dat je me aankeek.
Ik schop, vloek en sla tegen het glas dat tussen ons staat, maar elke keer,
Als ik sla, komen de breuken te voorschijn, en jouw gezicht, mijn liefste, vervaagd,
Het is het einde, van jouw schoonheid, in mijn leven,
Mijn liefste, je hebt me laten leven, je hebt me laten voelen, ik heb alles voor je gevoeld,
Maar dat alles, bij elkaar, is nog niet eens zo moeilijk, als het laatste, en dat is,
Je gezicht die vervaagt met elke stoot die ik geef, als ik aan je denk,
Tegen het glas, die ons scheid