Ik, wetende dat ik je liefheb,
en hoe moeilijk het bedrijf der liefde is,
maak zwijgend de speeltafel
klaar, ik zet de stukken
op het bord, zet alles zo neer
dat het spel
beginnen kan: de stoelen
tegenover elkaar, hoewel ik weet
dat onze handen elkaar niet mogen raken,
en dat, behalve de problemen, mogelijke
aarzelingen, terugtrekkende en aanvallende
bewegingen, alleen de ogen,
heel misschien, een hypothese overbrengen
van begrip. Maar dan kom jij evoorschijn,
en alsof een noordenwind
door 't open raam naar binnen stoof,
vliegt heel het spel de lucht in,
de koude doet je ogen tranen, en
dan duw je mij naar binnen, waar
het vuur de overblijfselen verteert
van onze hersenbreker.