...
Geen vrienden zijn wij geworden, te vaak
heeft hij wild gekwaakt, onelegant
de stilte verstoord
hij was het die vrouwen, nog naakt
en lief naïef
lomp mijn bed uit drijven deed
en hij was het die
wanneer ik diep deed dromen
plots kwam, en zo kwaadwillend als dief
luid zijn stem verhief
Elke morgen weer legde hij
een dreigbrief voor mij neer
geschreven als tijd
op de vele gezichten van de klok
o hij dwong mij, on-als vriend
met averechtse been
het kussen en het kroelen te verlaten-
voor hem het rijk alleen
zo teisterde hij bruut ons bronzen
geen vrouw, geen vriend, niets ontziend
Maar die tijd is voorbij
voor hem geen bevelen meer, geen
schrikbewind in de vroegte meer
geen piepen, geen geraas
en geen ochtend meer - zo grof gebekt
want ik heb hem vermoord
in een laatst gevecht, ik heb hem
de mond gesnoerd, o zijn kont ontsnoerd
ik ben - vandaag
voor de laatste keer gewekt
F.