Het elfenlied
Prachtig geluid van stille melancholie
En de vragen in je ogen die ik steeds weer zie.
De parels van mn ziel die vallen op het wit der blad,
Het blad waarop ik schrijf, jouw levensverhaal al had.
Waar is het lied vol pijn en wroeging, dat je heel stil zingt,
vervult van stil verlangen naar een nieuwe kans als kind.
Als een wolf in het daglicht en een welp in de nacht,
Ben je de liefhebbende ander, die iedere vraag verzacht.
Verborgen achter pelsen pure mensenkracht,
Is er de twijfel en verlangen, verhult in winnaarsmacht.
Toch is het stil geweten, dat diep in jouw bloeiend dal
Zwarte raven vliegen, en pure zonneschijn ieder wolk verdrijven zal.
Hoe verwonderlijk, de elf die huilt om jouw verdriet.
En steen voor steen, de bunker om je heen wil slopen ook al zie je het nog niet.
Geschrokken en stil door je verblindende schoonheid,
Zijn er 1001 dingen die ieder ander mens om jou benijdt.
Want als goden zouden bestaan, als de mythe van het leven,
Zouden ze jou beschouwen als hùn kind, en onsterfelijkheid meegeven.
En de elf,
met de zachtheid der vingers, als de slankheid van een wens,
Tokkelt hij voor jou, het mooiste lied der medemens,
Een liefde in spinnenweb gevangen, maar toch zo puur en broos,
als een een zoet elixir die menig god al voor je koos.
Met ranke handen van ritme en vraag, wil hij met jouw bespelen,
Het lied van helende liefde, die verlangt wordt door zovelen.
Dus twijfel niet en luister, naar de zachte klanken van je hart,
Synchroon kloppend met het lied van hem, die je liefste dromen tart.
De melodie met mooiste deunen, die zacht speelt in je hoofd,
wordt beloofd levenslang te spelen, en van eenzaamheid berooft.