Er lag een sigarenfabriek in den Haan aan zee
En Polleke wachtte maar op de tram hij wou mee
Naar daar of naar zijn nonkel Georges de koolmarchand
Doch was slechts op het politiebureel beland
Wat een jong ventje zo gans alleen op de chaussee
Het had zelfs op zijn rug nog zijn boekentasje mee
Toen hij te middernacht thuis eindelijk was aangestrand
Samen met die grote politieman hand in hand
Prettig was het zijn eerste globetrotters entree
Hij stapte er nonchalant en toch afwachtend gedwee
Dat angst en boosheid verdween in tranige toestand
Voor hen die bezweken voor zo iets stout maar charmant