rozen bloeiden lippen
als de twee één werden
de bomen knikten
hun late bladeren
weg
niane
riep de vogel aan de rand
het drong tot haar door
als priemend geluk
en ze lachte zoet
en hij keek haar aan
en beminde haar
als nooit tevoren
rozen bloeiden lippen
als de twee één werden
en de sneeuw smolt
als een blijde verwachting
hij trad de kamer binnen
met een zachte kus
niane
droomde
een maan een ster een geluk
en zeven zwanen
glommen statig recht
haar bruine ogen pinkelden
en hij was met haar
hij was zij
zij waren elkaar
als het begin
en het einde
als alles en niets
als hij en zij