En opeens krijg ik het opvliegende idee
om iets vreemds te gaan doen,
mijn schoenen uit te trappen,
en de vrijheid van de grassprietjes
tussen mijn wiebelende tenen te voelen.
Gillend over een weiland te gaan rennen
en te schreeuwen dat ik je mis,
dat ik alleen maar, alleen maar,
bij jou wil zijn, je tegen me aan wil drukken
en de heerlijkheid van je ogen,
je zoute tranen, je zachte wang,
je prachtige handen tegen mijn gezicht.
Ik hou van je, oneindig veel,
oneindig veel, tot in de eeuwigheid
hou ik van jou. Ja, mijn alles!