Mjin geheugen als een onuitwisbaar stuk erfenis,
gekregen, verkregen uit de buik van mijn prachtige moeder.
De heerlijkheid die zich nooit heeft waargemaakt,
maar de pracht die er toch van af straalt.
Mijn lichaam dat niet meer als vanzelf bestaat,
maar verlangend de een na de ander in zich laat sluipen.
De liefde is een chemie, of beter gezegt,
liefde bedrijven is een chemische reactie,
gekweekt door, wat wij noemen, liefde.
En het zonnescherm, dat functioneert als een overkapping
van mijn –bijna- onzichtbaar bestaan,
word langzaam omhoog geschoven, laat zien
wat er in mijn hartje schuilt.
Ik weet het, gissingen zijn er altijd, elke dag,
maar vandaag toch wel het meest, omdat mijn vader
mij steeds blijft belemmeren in mijn gedachtegangen,
omdat hij de weg verspert, zodat ik niet verder kan lopen
en onderzoeken kan wat er speelt in mijn eigen ik.
Wat is nog het bestaan dat wij vergallen, door onze eigen
opgebouwde, maar daar mee ook afbrokkelende,
gebouw, van gedachte gangen, zonder deuren,
zonder nieuwsgierigheid, zonder argwaan.
Zelfs liefde, dat eigenlijk onberispelijk zou moeten zijn,
doet pijn, laat stille littekens achter, als getuige
van haar onbeschrijfelijke willekeurigheid.
En de angst blijft verachtelijk hangen boven de eettafel,
laat mij zien dat hij zelf geen angst heeft, maar mij
blijft teisteren, pesten, het verlangen met zich mee brengt
dat jij mij nooit meer alleen laat.