Soms wanneer de avond valt,
en de stilte mijn enige gesprekspartner is,
in het duister.
Dan fluister ik stil je naam,
bang om de stilte te doen verdwijnen,
en helemaal alleen te zijn.
En soms,
wanneer de avond valt,
en ik weer eens zit te dromen,
in het duister.
bang om wakker te worden,
en te weten dat dit allemaal echt is.
En duizend maal te sterven,
met je naam op mijn lippen.
Dan huil ik kleine tranen,
in het duister.
Dankbaar om kleine dingen,
die ik elke dag weer van je horen mag.
En elke keer herleef ik,
met je naam op mijn lippen.
Mijn bloem,
zielsvriendin,
In je ogen liggen,
verborgen tussen angsten,
en kleine verdrieten,
de antwoorden.
En je lippen,
raken,
de mijne.