Eenzame, maar moedige ridder, toon mij u zwaard.
Uwe hart is rijp, uwe wel moed geeft u de drang om te vechten.
U dood uwe vijanden of ze een makkelijke en een dragelijke prooi zijn.
Geef mij uwe zwaard en zweer bij deze dat u uwe lust voor vechten op geeft voor uwe leven.
O edele vrouwe, hoe graag ik dat ook wil,
De drang om te vechten is nu groter geworden.
Ik hou me niet graag aan wetten of rechten.
Laat mij met mijne zwaard uwe vijanden ook bevechten.
Ik vecht tot mijn dood,
Tot de vijand is verdreven, bevend van angst, wanneer mijn lichaam ligt te rotten in de sloot.
Wanneer ik allen hoofden heb, van koningen uit dit rijk.
Ik hoef het al niet meer te zeggen, ik heb toch wel gelijk!
Dat zei de moedige ridder tegen zijn vrouwe om wie hij zielsveel geeft.
Maar mijn ridder, stop het vechten, je weet toch waar voor je leeft?
Inderdaad vrouwe, uwe woorden hebben gelijk.
Ik ben nu koning van een prachtig rijk.
Maar dat was niet wat de vrouwe bedoelde en sloeg hem in het gezicht.
Waar ze ook meteen een einde maakte aan dit rare gedicht.
Auteur: Fantasy | ||
Gecontroleerd door: Sunflower | ||
Gepubliceerd op: 27 september 2005 | ||
Thema's: |