Nog één keer,
kijk ik om, zie de tranen
langs je wang
en vergewis me
van het juiste,
dit is de trein, dit is
hetgene, waar ik
naar verlang.
En blaast de wind
nog even zachtjes,
krult een haarlok
om m’n hand, zwaai
ik toch je zeker,
geen idee waar ik
morgen, in de ochtend,
of binnen enk’le uren
strand. Ik reis en vergeet
je anders, geen kaartje
stuur ik weer. Wat ik was
het is verleden en wis het
zonder meer.