Op dorre grond bouwde ik een houten huis
Ik maakte het groot genoeg want ik had ruimte nodig
In elke kamer bewaarde ik een ander gevoel
Ik liet het toe dat je vrij in alle vertrekken liep
Je legde warmte in de kamers, hielp met bouwen
En buiten groeide een bloem, een wilde bloem
Soms had ik de behoefte
Om van de ene plaats naar de andere te lopen
Maar je wist me rustig te houden
En bewaarde de sleutels van mijn kamers
In jouw ontoegankelijk vertrek
En je fluisterde me ondertussen lieve dingen toe
De kamer van de naïviteit waarin we ons bevonden
Leek wel groter dan ik dacht
Op een dag ben je van me weggegaan
Doodgewoon, niks aan de hand, zo dacht ik
De poes liep onrustig rond
Alsof er me onheil te wachten stond
Het regende, het waaide, het stormde
Mijn huis was niet bestemd tegen de orkaan
Die alles heeft platgelegd
Ook jouw kamer, waar je mijn sleutels in bewaarde
Ik zal herbouwen, misschien ditmaal zonder jou
Maar met stenen
De wilde bloem toont me de plaats
Waar geen fundamenten waren