warm brood
de geur van vers gebakken brood
vleugt uit over het pleintje,
de bakker zittend op zijn bank
peuzelt aan een warm croissantje
dan hangt hij aan zijn fiets een mand
en rijdt het toertje langs de klanten,
reikt tante Gré een bruinbrood aan
en krijgt van haar voor ’t verdergaan
een warme zoen op beide wangen
wat kan een bakker meer verlangen
dan wat hij even heeft ontvangen.
Vrolijk fluitend fietst hij door
naar het huis van weeuwtje Floor
en hij proeft al in gedachten
het minnen dat hem daar zal wachten
en denkt, staande op haar stoep,
“Warmebakker, mooi beroep”
Koos 23-5-04