mijn werkelijkheid is in straten verdeeld
lange lanen en korte lanen
waarlangs de forse platanen
van mijn dromen geparkeerd staan
zolang ik leef baden ze in lente
en bloeien de leegten vaneen
maar die waarin jouw naam gekerfd is
heb je, liefste, bruusk gesnoeid
als ik door mijn straten rijd
zie ik ze kaal en knotsig hangen
-bleke mannen naar het einde gericht-
en uit hun wonden groeit de verwarring
die na verloop van tijd zichzelf openrijt
en de dood naar binnen laat
om ze langzaam uit te wissen
tot een vochtig plekje nieuw begin