Het is zo misgegaan.
Dit leven is klote.
Wat heb ik verkeerd gedaan?
Ik pakte een stukje glas.
Kijkend en denkend.
En hoopte dat m’n leven anders was.
Tranen rolden over mijn wangen.
Wat was mijn leven nog waard?
Kon ik het maar vervangen.
Huilend pakte ik het stukje glas en maakte een snee.
Het deed pijn.
Maar toch, voelde het okay.
Hoe zou iemand kunnen houden van mij?
Dat ben ik niet waard.
Als ik er niet meer zou zijn was iedereen juist blij.
Het enige waar ik om leef, dacht ik, was om dood te gaan.
Ik pakte het stukje glas beet.
En over mij wang rolde nog een traan.
Zolang ik me bleef snijden.
Werd ik steeds minder verdrietig.
Het was alsof dat glas me bevrijdde.
Ik weet dat ik zo niet verder kan leven.
Dit gaat zo niet langer.
Ik wou dat ik het kon opgeven.