'k Boetseer voor jou,
uit de grond die ik delf,
een sprookje in 3-D.
De spade ben jij,
de klei ikzelf,
waarom speel je niet mee?
Ik schilder jou
als witte ridder,
ik ben je paard met vleugels.
Maar, ach, je roept weer
en ik sidder,
waarom span je m'n teugels?
Nu teken ik stil,
veel zwart en grauw wit,
op koude marmer, Meneer.
Het paard is dood
en ik bezit
geen speelse dromen meer.