Waneer de kiemen schrompelen
En de benepenen verslommeringen tonen
Zal de lach honen.
Het rijk der vromen voorbij
Gevoed door drek en klei
Waneer het slijk zwicht
In het bleke maanlicht
Zal de gerichte zijn klaagzang bezingen
En de schraaglozen bedwingen
Verheffen tot het heimelijk verfrommelen der dingen
Het onbeschrevene zal opdoemen
De grijpbaren roemen
Macht aan de orde van de ongenaakbaren !
Besluimeringen vermaren.