diep in de put gezien
*
hoe kunt u mij te drinken vragen?
[ joh. 4:9 ]
*
zo
groot
was haar
dorst geworden
vragen waar de hare
te lessen viel, dieper misschien
dan hier de put zich vulde, of hoger op
de berg waar zich de wolk versterft, de aarde
klankklaar klaterwater verwerft, of anders verder
weg zelfs dan het licht de lucht overbrugt, de ogen
gesloten gebeden ten vredes stede, naast de burcht,
die daar haar sterkte stevig versteend heeft geborgd,
de wereldser greep op de geest, dat dan weer wel,
wordt ergens ons wensen willens gestild? zo dorst
zij als droog het bovenaardse hem gade te slaan,
hij die ‘t water nabij dat zelf niet bereiken kon,
zo nam zij waar dat deze drager voor haar
van stof op zijn stem op doortocht
haar aanzei hoe de zijne hem
smaakte, zomaar zonder
meer op haar gesteld
overdadig van gave
geweld liever
haar laafde,
geraden
en weg
van hem
verzadigd
verzamelde zij
in haar plaatsgenoten,
vergeten bleef de kruik van huis,
de doodgewone dagelijks benodigde
dronken puik uit eigen buitenbron, dat hij
binnen te halen was, dat zij gelijk hun
van vader op zoon aangedragen
samenvragen waar dan met
hem de beste wijn,
hen ‘t hoogste
der oogsten,
schonk.
hans