Vurig.
Vurig heb ik
verlangd
samen het uittochtsmaal te vieren.
Het Hoge dat
beneden strandt
voor ’t aardse kwaad dat hier blijft tieren
’t gebroken brood
zoals Zijn lichaam
de wijn, als reinigend bloed
voor ons vergoten
tot herkansing
opdat het schepsel God ontmoet.
In alle Godsdiensten
op aarde
krabbelt de mens zoekend omhoog
om iets nabij
zijn God te komen
waar die illusie vaak vervloog.
In Christus ligt
de richting anders
hier is ’t God zelf Die neerwaarts daalt
om deze schepping
weer te redden.
De Zoon , Die ’t kwade van ons haalt.
Vurige begeerd
reikt Hij de beker
der dankzegging een ieder aan
die Hem gedenkt
Zijn liefde aanneemt
dan breekt in ons het goede baan.
th