ik was een mooie kerel van het wad die aardappelen en knollen verslond en opkeek naar de pastoor die verstond waar ik des ochtends nederig voor bad ik hield van haar op deze najaarsdag toen zij kastanjes haalde uit het bos zich bezig hield met de geschoten vos die zij de afgelopen weken zag ze kleurde hem in op het papieren doek waar ze hem van een likje verf voorzag het daarna voorzichtig plaatste in een hoek wat hield ze van de wadden en het kind die tussen een aantal emmertjes lag en sprak er is niemand die mij hier vind