Uit de manke jager51
De hoofdman
Zij begreep
het niet, er was nog
nooit iemand teruggekeerd
die weg was gegaan.
Niemand. Ze voelde
pijn in de borststreek, het
bonkte tot in haar hoofd.
Haar keel deed pijn.
Amper kwam haar
stem uit haar mond, enkel wat
gefluister, de ogen naar be-
ne'en met droge druppels.
Hij zeeg in haar
armen neer, zij had hem
herkend. Adembenemend.
Plots was hij daar!
Nooit was er één
teruggekeerd. Nooit!
Weg was weg. Zoals die
boom die omwaaide.
Zoals die poes die
niet meer op kwam dagen,
op een keer. Hij, was terug-
gekomen. Juichen!
Maar juichen kon
niet, want iemand had zijn
plaats ingenomen. Hij, die
de leider was geworden!
Hoofdman van de
troep, zeggen hoe ze
jagen moesten. Hen het
vallen zetten geleerd.
Die vrouw is bij
jou passende, die man
is van jou. En bij ruzie trok
hij de haren uitéén.
Hij wist nog niet dat hij terug was van weggeweest!