Ontmoeting We stonden oog in oog Terwijl het slijk aan mijn laarzen zoog Goudhaantje en Kramsvogel zaten laag in de bessige meidoornhaag Het Goudhaantje toonde zijn geel streepje bovenop en leek er heel fier en trots op de Kramsvogel etaleerde zijn geel-oranje borst en grijze kop en zette het smullen van de bessen even stop beide al mooi in winterkleed en ik die bijna uitgleed maar, ondanks het weer genoot ik van de herfstsfeer als een kind zo blij dat te mogen beleven al was het maar voor even want daar vloog het kleintje er al vandoor met de Kramsvogel in zijn spoor ik bleef achter met een herinnering kuierde verder in diepe mijmering kloddernat thuisgekomen algauw een douche genomen Goudhaantje en Kramsvogel bij mekaar dat kon toch alleen maar in deze tijd van ’t jaar daarom dit gedicht geschreven over het boeiende natuur beleven