Er spijt iets uit mijn handen
dat aan stukken breekt.
Terwijl mijn broze vingers wachten
en 'k uit je ogen weet dat jij het bent.
Ik zal, ik zal de scherven zelf opruimen.
't is als ge weet
dat ik met mijn gedachten
je tranen één voor één
tot parels kan vergafen
en in mijn bekerhanden houd
waarin het licht zo wit is
dat wij, dat wij
nauwelijks durven kijken..