Ik zet voet
in huis en
voel me
zwaar.
Een brok staal
per dag,
slepend en
stampend.
Gooi ik spieren
en kettingen los.
Klamp me aan je vast
als aan een boomwortel.
Een zoen,
een douche,
al het roest dat
van mijn rug valt.
Ik word vloeistof,
smelt om,
koel af
geef mezelf weer vorm.
Spinnend dier
in jouw armen.