Kaarsjes.
Wij zongen als ouderen
’t lied van de kind’ren
van kaarsjes brandend in de nacht
dat God ons vraagt
lichtje te wezen
wat in wezen van ons wordt verwacht
Dat God in de Hoge
zeker ons wel ziet
of wij helder branden, of ook bijna niet.
Ieder in zijn hoekje
ik zo in het mijn
Kind in rijk verschiet.
Weg dommelend in
herinneringen
waar juist ouderdom in hangt.
Kind zijn in dat
oude liedje
waar je kerst blij mee behangt.
Zondagsschool
vijfenveertig jaren
grote en kleine kind’ren om je heen
rond die hele
grote kerstboom
jaren spatten zo uit één.
Maar dat liedje
ploegt immer verder
omdat licht de nacht doorbreekt
als dat KIND
IN ONS GEBOREN
WAAR HET DONKER IN VERBLEEKT.
TH