Weer in mezelf gekeerd na een slaande ruzie,
Hoe kan ik altijd teruggaan in deze illusie,
Vraag God of een beschermengel om een teken,
Ben moe van het huilen en smeken,
Of ik alsjeblieft mag slapen in mijn eigen huis,
Ook al wordt het volgens jou nooit mijn thuis,
En lig ik midden in de nacht op straat,
Als mijn blik jou even niet aan staat,
Dat is overleven in jouw realiteit,
Leven met een giftig gevoel van onveiligheid,
Jouw handen op mijn lijf doen nog het minste pijn,
Wanneer je me elke dag bekritiseert op mijn hele zijn,
Elke keer verlies ik een beetje van die krachtige vrouw,
Die ik ooit was voor jou,
Hoe moet ik vluchten en waar vind ik de moed,
En ik fluister tegen mezelf in het donker: "Alles komt goed, alles komt goed".