Open het boek van de avond op de plek
waar de maan, altijd de maan, verschijnt
tussen twee wolken, zo langzaam dat het uren
lijkt te duren voor je de volgende bladzijde bereikt
waar de maan, lichter nu, een pad neerlegt
dat je wegvoert van wat je gekend hebt
naar plaatsen waar gebeurt waarnaar je verlangde,
zijn eenzame lettergreep als een zin die zweeft
op de grens van betekenis en wacht tot jij opnieuw
zijn naam zegt, terwijl je blik zich van de bladzijde losmaakt
en je het boek sluit en nog steeds weet hoe het was
te wonen in dat licht, dat onverhoedse paradijs van geluid.