als je iets moois ziet,
zei de man tegen zijn vrouw
dan moet je me waarschuwen
zijn gezicht al wat gebruind
witte kraaienpootjes rond zijn ogen
van het turen
verbaasd denkt ze
alles is mooi, waarom zie je het niet
de avondzon die de boomkruintjes koestert
met kleurrijke stralen
kleine insecten die boven de wilgenroosjes
van de slootrand rond zoemen
ze kijkt opzij
als ze licht gesnurk hoort
dan is haar blik weer genietend
op al het mooie
wat zich voor haar ogen ontrolt
betoverd door moeder natuur
de vogels die in een zwerm
zich terug trekken
voor de nacht
de bloemkelken die zich sluiten
een verlate hommel
die even op haar arm rust
om tevreden weg te vliegen
zwaar en dronken van de honing
wat zijn we rijk
denkt ze
wat hebben we een mooie wereld
als een ieder het maar wilde zien
en ze kijkt opzij
een blik van vertedering
glijdt over haar gezicht
hij slaapt
wat is hij mooi
als de dag van toen….
een glimlach krult haar lippen