maandagochtend bij luwte van
dit traag ontdooide lichaam
ik kijk in mijn zeespiegel
en zie een naderend eiland
het tijdstip is onbeduidend
want niets blijft bijvoeglijk voornaam
de vroegte oogt nogal waterig
aan het einde van de sneeuwrand
met mijn hals over kop
trekken tranen over beslagen glas
blauwe maandagen, grauwer dan grijs
ik wou dat het al lente was