Hij kon haar niet hebben, de man met de vissersboot.
De vrouw van de maan en daarom gedroeg hij zich als een volslagen idioot.
Hij bedacht een valstrik om haar weer gevangen te nemen
Zij was namelijk weg, ze nam de benen
Omdat ze hem niet goed genoeg vond voor zichzelf.
Dus de man bedacht een val, tegen de nacht om kwart over elf.
Hij wilde afreizen naar de maan om de vrouw te ontvoeren
Alleen hoe moest dat nou, de wachters van de maan liepen vast al te loeren
Naar de man op de aarde die haar zo diep beminde en hebben wilde
Zo zeer dat alles om hem heen verstilde.
Zijn leven was voor hem zinloos en leeg zonder de vrouw van boven.
En om hem heen wilde niemand hem echt geloven
Ze verklaarden hem voor gek omdat hij een vrouw liefhad
Die zweerde van de maan te komen.
Ze wilden hem best helpen met het zoeken naar de prinses
In hun hoofd dachten ze ´voor hem een wijze les´
Als hij de vrouw vind en ze knettergek blijkt te zijn
Stiekem waren ze jaloers op hem. Harten vol venijn
Want zo verliefd als hij was geen van hen ooit echt geweest
De vrouw van de maan was vast een boze geest
Of een oplichtster uit een andere stad.
Maar iedereen die medelijden met de man had
Besloot hem te helpen en te doen alsof.
Zijn vrienden werkten zich uit de slof
Om de liefde voor hun maat te vinden.