Alleen.
Kun je alleen
dat diepe dal uit
waarin je leven is verzand?
Zie je nog wel
bepaalde treden
die nodigend hangen aan de wand.
Je bent verstrikt
in heel je denken
wil het geluk, dat jezelf blokkeert
waar ’t weidse zicht
vanaf de hoogte
ontbreekt, de onmacht je verteert.
’t Alleen zijn
heeft ’t geheel omsloten
je ziet niet meer die tere lijn
van liefde , aandacht
warme akkoorden
hoe eenvoudig inzicht wel kan zijn.
Wat er eens was
hangt in het duister
alsof dat licht, dat glanzend hing,
nu opgeslokt ligt
in die onmacht
zich nestelt als ontreddering.
Daar waar het licht
wordt toegelaten
van geloof , hoop, liefde, drie tesaam
daar is ’t alleen zijn
plots doorbroken
rijst weer herstel uit deze blaam.
Th.