Kent.
Die blonde,
Lange haren.
Stijl,
En glansend.
Die prachtige ogen,
Die alles kunnen tonen,
Zonder prachtige stem te openen,
Al galmt door mijn hoofd.
Woorden en beelden,
Die voor mijn leven zorgen,
Een pad leggen,
Naar de dag van morgen.
Een roomblanke huid,
Zo mooi en zacht,
Een gezicht haar pracht,
Al ze lief lacht.
Een wonder van het leven,
Door haar vertoning vergeven.
Een ziel zo lieflijk,
Een liefde zo warm.
Een lengte,
Die gelijk in,
En tegelijk,
Het omgekeerde is,
Van het wijze
Staat tot mij.
De enige tranen die mogen rusten,
Op mijn schouders,
Het enige pracht,
Wat bij mijn dagelijkse uitrustig hoort.
Geniet ik elke dag te schrijven naar haar,
Moet haar laten genieten van mij.
Dromen van mij,
Van een aanraking.
Een zachte hand door der haren.
Een warme kus in woorden,
Een leven dat gedeeld moet worden.
De vreug, plezier en geluk.
Geluk dat ik dat schrijven kan naar jou,
Geluk dat ik het ooit zeggen zal.
Geluk dat jij zo wonderlijk bent,
Jij die mij beter, dan ik mezelf ken, kent.