Uit de manke jager25
Vermaledijd
Onrustig. Maar het
schouwspel aan de hemel
maakte hem rustig, de majesteit
van dit alles maakte hem stil.
Verheven bijna, maar
toch zo klein. Hij zag nog
lichten die sterker pinkten dan
al de andere. En nog één.
Hij verbond ze, de
lichten, met weer een denk-
beeldige lijn. Nieuwe vormen
kwamen tevoorschijn.
Hij, de mens, had nog
nooit naar omhoog gekeken, hij
keek er gewoon niet naar Zijn
aandacht was nodig.
Hier, om te leven en
te zijn, wat moest een mens
daarboven? Enkel de idioten
speelden daarboven.
Om het leven te ont-
vluchten en de jacht te ont-
gaan, content met enkel wortels
en vruchten. Het drinken.
De vis die hij zag
zwemmen, terwijl hij het water
met z'n handen schepte en als een
kom naar z'n mond bracht.
De dieren doden kon
hij niet, z'n hoofd had het
hem verboden. Hij tekende reeds
lang de vormen uit z'n hoofd.
Vermaledijd, want hij
joeg niet op het bloederige
vlees, hij tekende de dieren,
maar werd niet beloond.
Hij tekende de dieren en de dingen die
zij nog niet zagen.