Twee jongens kijken de elkaar aan.
Ze hebben zoveel gemeen
En ze lijken op elkaar.
Beiden willen ze
De spiegel kapot slaan.
In elkaars ogen,
Zien ze wat ze hebben gedaan.
En ze weten waarom,
Ze waren er beiden bij.
Ze kunnen elkaar wel de kop inslaan.
Want wat de een leuk vindt,
Beschouwt de ander als stom.
Maar toch gaan ze verder, zij aan zij.