Fijn in jezelf te kunnen praten
als in een woud tijdens sneeuwdagen begraven
of het nou op de heen- of terugweg is.
Elke vlok die valt een stil woord,
losse gedachten ronddwalend
in wind zonder richting
meteen afgedankt
op open plekken weggewaaid.
Het woud van het leven had hoge sparren. Massa's levensbomen.
Ze groeiden terwijl we liepen.
Onze voeten groeven paden
tussen de torens van onze dagen, de toppen van onze jaren.
Onze paden verdwenen
maar we hadden onze ogen en gedachten nog.
Zo was de stilte van het pad
ooit een weg naar de geest,
misschien wel het vertrouwen.