De klokken droegen ver.
Galmend, bijna dwingend, vlochten ze de einders bij elkaar.
Zwart, als kraaien, kwam een ieder zo bijeen.
In de stilstand van de uren, bij de zwaarte van 't altaar,
zag het donker er geen een.
Mijn kinderen.
Mijn laatste vrienden,
mijn wereld van voorheen.
Ik zal ze missen,
voor zover ik dat nog kan.
Het leven draagt mij in hun verder,
tot de echo van mijn stappen,
in hun voortgang zachtjes dooft.
Het leven.
Ach ja, het leven..
Ik heb er toch,
uiteindelijk,
nog even in geloofd..
-