Hoe beweegt ons dit raadselachtige
sinds oudsher geplant, koker omrand
wat niet omvatten kan, luchtledig grijpt
op wegen, over velden, beton, niet begrijpt
bomen blijven begripvol zwijgen, teder zin
't kind ziet gebroken kievitsei onder vaders schoen
bedremmeld kijkt hij groots op haar neer
huilend mag de wereld vergaan, lieve heer
aren en halmen stillen nooit witter dan toen
en trekt de herinnering deze dagen adem in
lucide driften, bloesem, bleektroost, genocide
en zuiver onmacht in ontoereikend ijl, toch
bloeien de lentebloemen als nooit tevoren
breekbaar als dragen ze echte oren
zijn mooier dan mensenheugenis
en ze fluisteren, zo blijft het voor altijd
al is het leugen, het zij ze vergeven
wat wil koker omrand niet bloeiend leven.