Rex
Bonte vogels in mijn tuin, aten van de korstjes brood
die ik kwistig had gestrooid voor ’t gevederte in nood
Maar in de oude linde, zat heel geduldig Mies de kat.
Ze was de sprong aan ’t voorbereiden, en ze precies de afstand mat.
Van door het raam zag ik haar klauwen, even nog en dan de duik.
Ik stond daar stil en als bevroren, mijn darmen kleefden aan mijn buik.
Woedend stormde Rex naar buiten, de vogels weg de kat verdween.
Rex die wist dat hij de baas was, blafte tevreden om zich heen.
De hond kwam kwispelend weer naar binnen, vrolijk likte hij mijn hand.
‘k Gaf wel negen hondenkoekjes, de held ging slapen in zijn mand.
Tevreden ligt hij nu te dromen van die bange, domme kat.
Die hij door zijn snelle poten op één haar na te pakken had