Pril.
Het prille blad
van populieren
kleurt groen en bruin dooreen
als feestboeket
onder de bomen
oplichtend waar de zon ’t bescheen.
De sleedoorn
vol met bloesem
pronkt in het wit als was hij bruid
kastanjes hebben
kaarsen ontstoken
in wit en rood ,pronken voluit.
De roze prunus
tooit als massa
voluit , strooit zij haar pracht
over ’t plaveisel
dat hier onder
op deze lente regen wacht.
De rode beuk
gaat zich ontplooien
wat aarzelend achter die and’ren aan
doch weldra glanzen
rode blaad’ren
breekt toch zijn volheid baan.
Pril is het al
nog niet de volheid
doch deze prilheid siert en pronkt !
De zomer zal
die prilheid smoren
nu echter naar ons allen lonkt.
th