Vriendin, kus me, omhels me stevig tot ik plet,
Verwarm mijn leven, ademtocht aan ademtocht,
Schenk mij duizenden kussen, reeds zo vaak verzocht,
Liefde wil alles talloos, kent geen enkele wet.
Kus me en kus me weer, bewaar toch niet die pret
Voor later als, verbleekt, je na je laatste tocht
Slechts Pluto, diens vriendin of vrouw, in stoute gedachte enkel nog kussen kunt. Jouw schoonheid voor altijd als gemis moet dromen.
Druk, levend, op mijn mond dan toch je roze lippen,
Laat kussend, hakkelend, duizenden woorden glippen
Wanneer je in mijn armen sterft aan de zoete dood.
Ik sterf zo in de jouwe, jij gaat weer herleven
En ik herleef dan ook, geniet toch in het groot.
Want kort slechts is de dag, lang 't duister ons gegeven